Vandaag is het rommeltjesdag. Geen lopend verhaal maar allerlei zaken met losse eindjes. Hier in Pakistan hebben we elke dag te maken met bewakers. Die zijn er om ons te beschermen. Beschermengelen dus. Stoere kerels met grote geweren. Je kunt je kont niet keren of ze staan achter je.
Ze begeleiden ons ook op onze ritten door het land. Dat gaat als volgt: ’s-Morgens verlaat je jouw kamer en stapt over een slapende bewaker heen die onder aan de trap ligt. Zijn machinegeweer ligt naast hem. Buiten zitten nog een paar van die heren. Die zijn al wakker. Er staan twee auto’s te wachten. We pakken onze spullen op de motor. Voor de groep vertrekt noteert iedereen eerst zijn paspoort- en visumnummer, naam en nationaliteit, naam van de vader, bestemming en datum. Dat maal 13 (personen) is een half uur.

Dan gaan we rijden. Jeep van voren, jeep van achteren. De voorste met een machinegeweer op het dak. Snelheid 60 km per uur. Als je de stad uit bent wordt je overgedragen aan een volgende, nieuwe ploeg. Voordat we doorrijden noteer je eerst op een nieuw vel papier je paspoort- en het visumnummer, je naam en nationaliteit, naam van je vader, bestemming en datum. Dat maal 13 is een half uur. Dan gaan we weer rijden.
Na wat gekanker van de motorrijders voorop loopt de snelheid op naar 70 km per uur. Een uur later weer stoppen bij een politiepost van een volgende district. We worden weer eens overgedragen. Voordat we doorrijden noteren we eerst op weer een nieuw vel papier paspoort- en visumnummer, naam en nationaliteit, naam van de vader, bestemming en datum. Dat maal 13 is een half uur bij 39°C. Omdat we nu door de bergen trekken is onze nieuwe voorganger een motortje met achterop de man met het geweer. Die 150cc is geen partij. We knallen meteen weg. De kiem van oproer is gelegd.

Als we op onze nieuwe kamer arriveren ga ik eerst met mijn motorpak en helm onder de douche staan en spoel het stof van helm, pak en laarzen. Vervolgens doe ik mijn schoenen uit en hang het pak te drogen. In mijn ondergoed en met sokken aan ga ik opnieuw onder de douche met in mijn linkerhand een fles shampoo, de rechter gebruik ik om de knoppen te bedienen. Ik besprenkel alles royaal met shampoo en wrijf het stevig in.
Ik besteedt extra aandacht aan vitale plekken. Daarna trek ik alles uit, was mijn weelderige haardos en hang ondergoed en sokken te drogen. Alles is weer spic en span voor de volgende dag. Het is verboden het hotel te verlaten.
Als je als boer met je 50 schapen en 15 koeien aan de ene kant van een vierbaansweg woont en de weilanden liggen aan de andere kant dan steek je die weg met je kudde gewoon twee keer per dag over. Stoppen doet niemand, gewoon er tussen door laveren.

Op en langs de kant van de weg liggen veel kadavers van doodgereden beesten. Vrachtwagenchauffeurs maken er een sport van zwerfhonden dood te rijden. Een hoofdweg hier heet dan ook flat dog avenue. Het gekke is dat als een hond eenmaal het loodje gelegd heeft, er eerbiedig omheen gereden wordt. Iedereen gebruikt trouwens die vierbaansweg. Wandelaars, fietsers en ook ezelkarretjes.
Erg grappig is een inhaalpoging van twee van de karretjes. Een van de ezeltjes moet dan in galop en daar houden ze niet zo van. En ze laten dat luidkeels merken. Dat doet ook het achteropkomende verkeer. Het woord geduld kennen ze niet in Pakistan.
We beginnen de dag als gisteren. We pakken onze spullen. Voor de groep vertrekt noteert iedereen eerst zijn paspoort- en visumnummer, naam en nationaliteit, naam van de vader, bestemming en datum. Dat maal 13 is een half uur. De auto aan kop kan niet harder dan 40 km per uur. Hij is kapot.
De commandant geeft een teken dat we door kunnen rijden. 20 km verder worden we naar de kant van de weg gedirigeerd. Weer een ander district. Voordat we weer rijden noteren we in de volle zon eerst op het zoveelste nieuwe vel papier paspoort- en visumnummer, naam en nationaliteit, naam van vader, bestemming en datum. Dat maal 13 is een half uur. Het is 42°C. Er wordt nu openlijk gemord. De auto aan kop rijdt 75 km per uur. Zo links en rechts gaat het borrelen. Het oproer kraait. Ook het volgende hotel mogen we niet uit.

5 Rijders hebben geld nodig. Dus willen ze even naar een pinautomaat, 900 meter verder in de stad. Ze stappen in een gesloten jeep. Achterin liggen kogelvrije vesten. Er stappen ook vier agenten in met machinegeweren. Voorop rijdt een jeep met gewapende soldaten. De hekken van het hotel gaan open en ze rijden in colonne naar de flappentapper. De plek wordt door een cordon agenten hermetisch afgegrendeld. Ze pinnen het geld en gaan op dezelfde manier terug naar het hotel.
We hebben onze bewakers uitgelegd dat we geen namen en gegevens meer noteren. Dat hebben we de afgelopen twee dagen al zo’n tien keer gedaan.
Ook willen we eigenlijk niet meer in een groep rijden. Omdat het tempo van de groep zo laag ligt doen zich gevaarlijke situaties voor. Bij riskante inhaalpogingen door auto’s en bussen komt het herhaaldelijk voor dat deze voertuigen zich tussen de motoren moeten wringen. De bewaking is echter onverbiddelijk. En het tempo ligt weer erg laag.
Dan breekt de muiterij uit. Plotseling geeft iedereen gas en vliegen we links en rechts langs de jeeps. Schreeuwend proberen de agenten de zaak in het gareel te houden. Als dat niet lukt nemen ze contact op met de posten verderop. Die staan midden op de weg te gebaren dat we moeten stoppen maar er wordt gewoon doorgereden. En die grote geweren maken ook niet meer zo’n indruk. Die avond is het hotel hermetisch afgesloten. We mogen er weer niet uit.

Op de beide laatste reisdagen door Pakistan worden we begeleid door elitetroepen. Op hun shirt staat voorop Elite en achterop No Fear. Ze hebben geleerd van de afgelopen dagen. We krijgen de vrijheid maar hoe hard we ook rijden, ze zijn nooit uit het zicht.
En warempel, we krijgen op de valreep die avond in Lahore nog iets te zien van Pakistan. De stad is door recente, zeer zware aanslagen een vesting geworden.
We zijn door de plaatselijke motorclub uitgenodigd voor een diner. Hun leider, Assad hebben we eerder die dag bij toeval ontmoet. Zware motoren zijn in Pakistan niet te koop maar de 15 leden van de club hebben er diverse zelf geïmporteerd. Een zware motorfiets is in Pakistan door een vorm van BPM ongeveer 50% duurder dan in Nederland. We worden opgehaald. Ook de auto’s die de heren die avond rijden zie je in Pakistan niet of nauwelijks. Het diner was super. De motorclub begeleidt ons morgen ook naar de grens met India. Een echte Paki heb ik me nooit gevoeld. Daarvoor hebben we te weinig van het land gezien.
Mijnheer Liesker
We rijden door de Kachki Dessert in Paskistan en het is 42°C.
Liesker. Met Liesker spreekt u. Mijnheer Van Liempd, moet u eens luisteren. Wat heb ik nu weer over u gehoord?
Henri Liesker is ver in de tachtig en was en is mijn tekenleraar. Hij was het eind jaren '60 en eigenlijk is hij het nog steeds omdat zijn lessen mede bepalend zijn voor de loop van mijn leven. Misschien is het wel zo dat ik door zijn lessen hier nu rij.
Rijdt u met de motor helemaal naar Nepal? Maar dat is toch heel ver weg? Hij is klein en krom geworden en loopt met een stok. Maar zijn geest is nog zoals toen hij recht en statig was. En die beweeglijke, trillende handen had hij toen al.
Jongelui, stel je voor, je staat aan de poort van de hemel. Je klopt, de poort gaat open en er verschijnt een man met een sleutel...
Met die paar zinnen opende hij eens een les en hij deed dat zo beeldend dat ik werkelijk een poort open zag gaan. Ik hoorde hem kraken en knarsen. En in het lokaal verscheen Petrus.
Henri Liesker was in staat mijn fantasie zo te prikkelen dat ik visioenen zag.
Mijnheer Van Liempd, wat denkt u daar in Nepal te gaan doen? Hij heeft nooit en rijbewijs gehaald. Voor zijn reizen heeft hij dat ook niet nodig. Zijn reizen maakt hij in zijn prachtige tuin. Hij reist daar langs kleurrijke bloemenperken en bloeiende struiken. En zijn handen laten op aquarelpapier onstaan wat zij ogen waarnemen. Het wit in de perken blijft op papier onberoerd en daar omheen groeien talloze kleuren die samen meer dan het evenbeeld zijn van wat hij ziet.
Zijn kleurrijke aquarellen verzanden in een fata morgana.
Meneer Liesker, waar gaat u heen? Voorzichtig loopt de kromme oude man de weg af de woestijn in. Daar staat hij stil en kijkt om zich heen. Met zijn stok raakt hij voorzichtig de patronen in het zand aan die gemaakt zijn door de wind. Hij port wat in dorre struiken die weg rollen door een windvlaag. Hij draait zich wat om, kijkt naar mij en zegt: Prachtig, werkelijk prachtig.
Een aquarel zal hij er niet van maken, daarvoor heeft hij teveel gereisd in zijn eigen bloementuin.
|