Kennismaking met Mongolië
Vanmorgen werd ik gewekt
door tikkende regendruppels op het golfplaten
dak. Het zal toch niet… Ik draai me nog
een keer om, de wekker is nog niet gegaan, maar
het is al licht. We hebben gisteren al onze klokken
etc. weer een uur terug mogen zetten. Maar de
zon gaat net zo laat op en dus is het nu eerder
licht en eerder donker.

We hebben vandaag ruim
100km asfalt voor de boeg, een smalle maar redelijke
weg, waarna we ergens gaan lunchen. Daarna eerst
nog een beetje asfalt en daarna een onverhard
pad de bergen in naar het Amarbaysgalant klooster,
waar vlakbij in de buurt een ‘Ger-kamp’
staat waar we zullen overnachten.

We hebben in Mongolië
de beschikking over een jonge gids die op een
Yamaha 250cc motorfiets rijdt en een begeleider
met 4x4 auto. De gids heet Boldoo en hij spreekt
redelijk vakantie-engels, maar het blijkt al snel
dat hij ook veel niet begrijpt. De begeleider
met auto heet Inkhee. Hij heeft meerdere rallies
en ook motortochten begeleid.
Rob rijdt vandaag met de auto mee en de bedoeling
is dat we elkaar per dag afwisselen. Reden is
natuurlijk dat we daardoor allebei meer plezier
hebben om onverhard te rijden, maar we moeten
de Ténéré ook een beetje
ontzien en we hebben de mogelijkheid, dus waarom
niet?

Terwijl we uit Altanbulag
wegrijden zie ik de twee mensen met hun paard
die ik gister ontmoette. Ik zwaai en krijg een
groet terug. Gister maakte ik een foto van hun
paard, waarna ze zelf ook op de foto wilden. Toch
zijn er ook dingen waaraan we moeten wennen, de
vliegen, het gespuug op de grond (ook door de
kinderen) en het feit dat iedereen overal met
zijn handen aan zit.
Zodra we de bebouwde kom
verlaten rijden we een highlands-achtig landschap
in, maar dan tot de zoveelste macht. Ongelooflijk,
wat een ruimte, wat een uitzichten en wat een
prachtige kleuren. En als we even later onverhard
gaan krijg ik een brok in mijn keel.

Ons pad wordt regelmatig
gekruist door kuddes schapen, geiten, koeien en
paarden. Grappig, dat die allemaal soort-bij-soort
gehouden worden. Ze worden gehoed door herders
te paard of gewoon te voet. Altijd als we een
hand opsteken krijgen we een groet terug.
De zwerfhonden zien er ook niet slecht uit. “Die
worden gevoed omdat de Mongolen ervan uit gaan
dat ze zelf ook als zwerfhond kunnen reïncarneren,”
zegt Joost. Als ze sterven wordt hun staart afgesneden
om de geest een makkelijker uitweg te geven. Maar
hoe het nu zit met die levende hond zonder staart
wist Joost niet.

Het klooster Amarbaysgalant
zou zo in een sprookje passen, al heeft het heel
hard onderhoud nodig. De leerling monniken zitten
op twee lange banken en lezen gebeden uit kleine
boekjes. Van tijd tot tijd wordt er op enorme
hoorns geblazen en op trommels geslagen. De jongsten
(ik schat er enkelen 5 jaar oud) zitten slaperig
en verveeld op de tweede rij. Er wordt veel geginnegapt
en sommigen pesten elkaar. Het lijkt een andere
wereld. “These kids are very intelligent,
they know a lot about life” vertelt Boldoo
me en ik vraag me af hoe je zo afgelegen van alles
zo veel over het leven te weten kan komen.

Terwijl we in een grote
ger eten wordt in onze kleine ger vor ons de kachel
aangemaakt. De bedden zijn knetterhard, waardoor
ik maar licht slaap.
|