Naar de bossen
Het landschap in Kazakhstan
neemt een dramatische wending bij Imantua. Waren
vooral in het begin de korenvelden overheersend,
bij Imantau komen we in het merengebied terecht.
Prachtige vergezichten zien we door het motorvizier
en de heuvels verdwijnen langzaam in bergen die
het landschap een dramatische wending geven. We
zien een kudde wilde paarden hoewel we niet zeker
zijn hoe wild ze zijn omdat er slechts één
is die zich wild gedraagt.

De huisjes krijgen chaletachtige
vormen en in de dalen zijn de korenvelden vervangen
door bossen. En in die bossen, daar beweegt zich
een graaiend leger.
Zijn in Nederland en het
overgrote deel van het westen bossen en parken
vooral bedoeld om te wandelen en bosgeuren op
te snuiven, in Kazakhstan maar ook in Rusland
zijn bossen een grote voorraadschuur van paddestoelen,
bosvruchten en brandhout. En dat moet geplukt,
opgegraven of omgehakt worden. Overal aan de bosranden
staan auto's geparkeerd en lopen de eigenaren
met grote manden of plastic zakken tussen de bomen
door op zoek naar eetbaarheden.
Een enkeling verkoopt zijn vondsten direkt aan
de zijkant van de weg aan diegene die of geen
plastic zak heeft of geen tijd. Slechts enkelen
gebruiken het bos om te wandelen of vlakbij de
geparkeerde auto te picknikken, maar dat zijn
duidelijk geen normale mensen.
Nadat we het bos uit zijn
moeten we ook nog een stad door. Staande voor
een spoorwegovergang stopt een blauwe pick up
naast ons. In de laadbak ligt een grote opgerolde
plasticslang die aan alle kanten de laadbak overschrijdt.
De eigenaar roept iets over afgesloten wegen en
dat we hem moeten volgen richting Astana. We volgen
braaf en als de bevrijdende verbinding naar Astana
ook hier gewoon een weg is stopt onze voorrijder.
Hij lacht zijn gehavende gebit bloot, de bril
met dikke glazen vergroten zijn pretoogjes en
de grijze haarbos op zijn hoofd vlagt en wimpelt
naar ons. Een groet en een schouderklop heten
onswelkom. “Waarvandaan en waarheen,”
wil hij nog weten. “Kitaiski,” lacht
hij en weg is hij.
|